Uit een Balkster Courant van 1928

OUD GAASTERLAND  en naaste Omgeving, merkwaardige gebouwen en hunne geschiedenis door P.BONNET  

Het dorp  NIJEMIRDUM. 

 Nijemirdum is thans een dorp dat bestaat uit een betrekkelijk groot aantal verspreid liggende huizen en boerenhofsteden, zonder echter een bepaalden buurt te vormen. Voorheen moet om de oude toren, die U reeds van uit de verte kunt zien wel een flinke buurt hebben bestaan, doch op een oude kaart uit het begin der 17e  eeuw is van die buurt al weinig meer te vinden. Nijemirdum was dan ook tot op onze tijden slechts een verzameling van een aantal schamele hutten.

In de laatste vijftig jaar kwam hierin langzamerhand verandering , vooral sedert de bevolking, die voor het merendeel Gereformeerd is, hier een kerkje kreeg, Elk jaar komen er huizen bij, en ik vindt er om de oude toren zonder kerk, weder een huizen groepering plaats, zodat het zich laat aanzien, dat binnen niet al te langen tijd het dorp weder van een goede buurt voorzien zal zijn. De vroegere bloei van Nijemirdum moeten we dan ook zoeken in de middeleeuwen. Uit de geschiedenis van het dorp zullen we dan ook een en ander mededelen, doch vooreerst zullen we eerst zien, hetgeen nog over is uit die lang vervlogen tijden. Reeds van uit de bossen kunt U de oude alleen staande toren met piramidaal- vormige spits dak , staande op een verhoogd kerkhof en omringd door hoge bomen, gemakkelijk waarnemen. Oude alleen staande torens hebben op de mensen meest al een magische invloed uitgeoefend. Zo ook hier. De geheimzinnige stilte die af e n toe verbroken wordt door het gekrijs van de kraai die gaarne in de toren nestelt geeft aan de oude verweerde steenklomp, ene eigenaardige bekoring. De oude toren die veel heeft meegemaakt, was vaak getuige van strijd en oorlogsgeweld, maar ook van vreugde-uitingen. Wie kent niet her verhaal van den forschen jongen man, die aannam, ter gelegenheid van het koekslingeren, om een koek over den spits te slingeren, die helaas over de haan bleef hangen, Deze koek moet daar nog aanwezig zijn als de kraaien of ander gevogelte het lekkere beetje niet verorberd hebben. Het is de taak van de oude toren , die van een luid-klok voorzien, niet meer om de christelijke vergadering bijeen te roepen, daar de kerk reeds jaren geleden moet zijn afgebroken. Thans verkondigd de oude klok alleen nog maar het morgen en middaguur, of luid bij begrafenissen. De toren vertoont de gotische bouwstijl en dateert voor het grootste gedeelte uit het laatst van de 15e  eeuw. Het bouwwerk zoals we het thans aanschouwen , bestaat uit drie kuben vormen op elkaar die elk in omvang steeds iets afnemen en onderling van elkaar gescheiden zijn door een schuin aflopende cordon band van natuursteen. De vlakke piramidaal vormige helm, is van latere tijd, ook schijnt de toren te zijn verlaagd, Mogen we de oude reeds aangehaalde kaart uit het begin der 17e eeuw van een hogen spits voorzien terwijl tegen de toren een grote aangebouwde kerk voorkomt. In de bovenste verdieping van den toren, zijn aan elke zijde twee smalle nissen gedekt door spits-boog en aangebracht waarin de klankgaten voorzien va n luifels om de klank naar beneden te leiden. Voor bouwmateriaal zijn gebruikt zware gele en rode friesche moppen van 30 x 15 x 19 cm. toegepast aan het onderste en oudste gedeelte van de toren. Aan de bovenetages zijn kleinere steensoorten te zien die van later tijd dateren als de onderbouw. Deze etages schijnen bij reparatie gedeeltelijk ommetseld , in elk geval zijn ze ontelbare malen opgelapt. De schuin aflopende sokkel aan den voet van de toren heeft men bepleisterd. Aan de voorkant vinden we de vroegere ingang tot de kerk thans dicht gemetseld. Van de deuren ziet men aan de binnenkant nog een paar duimen. De ingang is omlijst door holle profiel steen en heeft een halfboogvormige afdekking. Boven die ingang is een tamelijk groot spitsboogvenster om licht in het kerkportaal te werpen. Het heeft zeer diepe schuin toe lopende kanten, terwijl aan de binnenzijde nog sporen van traceerwerk te zien zijn. Thans is dit venster geheel open, de wind speelt er door en de vogels die in de toren nestelen vliegen in en uit. Tegenover het frontvenster is de vroegere doorgang van het kerkportaal naar de kerk. Het is een zeer hoge doorgang, afgedekt door de spitsboog en thans evenals het frontvenster geheel open . Deze doorgang verraad, dat de kerk, die eenmaal bij de toren behoorde een hoog en mooi gebouw moet zijn geweest. Van een vroegere kerk zijn dan ook nog sporen te vinden aan de achterzijde , n.l. groeven in het metselwerk. Het verhevene van de gotische stijl, de stijgende lijn valt nog zeer goed op te merken bij de bouw van de oude toren. Een stenen wenteltrap in het muurwerk uitgespaard, en een mooi stukje middeleeuwse metselwerk voert naar den klokkenzolder. Deze trap is geheel van het inwendige van de toren gescheiden en te bereiken door een deur in het kerkportaal. Voorafgegaan door de koster, Joh. Veltman, die niet ontbloot is van een goede dosis humor, bestegen we de 80 treden hoge wenteltrap en kwamen op de klokkenzolder bij de fraaie luid-klok . Het is er zeer donker, het plankier om den klokkenstoel wrak, en het is dan ook niet zonder moeite dat we het oud-gotische randschrift hetwelk op de klok voorkomt ontcijferen . Er staat dan het volgende: ,,Maria ben ick ghegoten van, Jacop Maghenius te Mechelen, binnen in't Jaer ons Heeren. M C C C C C X L J." 1541 Eveneens aanschouwen we een viertal medaillons van welke U een tweetal afgebeeld vindt in de gids van Gaasterland, uitgave de V.E.N te Balk. Het eerste beeldje is de voorstelling van de maagd Maria als moeder Gods in zittende houding, met het Goddelijk kind op den arm, terwijl ze het Kind sust, en laat spelen met een rozenkrans. Beide figuren zijn voorzien van een ronde Nimbus terwijl achter de figuren een stralen krans z.g. aureool is aangebracht . De gehele voorstelling is de uiting van moederliefde en vertolkt zeer goed, de realistische periode der Gotiek, in tegenstelling met de idestictische waarin de H.Maagd, meestal voorgesteld wordt met kroon en scepter. Het tweede beeldje vertoond een mannelijke beeldfiguur, staande op een wokmotief met kroon op het hoofd, vermoedelijk een hertogkroon. De figuur draagt een lang kleed, heeft een kleine baard en heeft in de ene hand een scepter, in de andere een strijdbijl. Mijn eerste indruk was, dat we waarschijnlijk te doen hadden met de H. Michaels, wiens naamdag in de geschiedenis van den toren wordt genoemd, zoals mij later bleek. Het zou echterook ;mogelijk zijn dat het een voorstelling van Keizer Karel de Vijfde is. Het derde beeldje is een vrouwelijke beeldfiguur in staande houding met hoofddoek en ronde nimbus. De figuur heeft in de ene hand een staf in de ander een kelk of beker, aan de zijkant van de figuur komen 4 salamanders voor. Deze voorstelling is mij niet duidelijk. Zouden we misschien hier een voorstelling zien van 't ,,Onze Lieve vrouken van Staveren" het z.g.,, Vrouken" met de hoofddoek. Dit was een heiligen beeld, 't welk in de middeleeuwen wonderen verrichte en dat destijds zeer vereerd werd. Het vierde is een wapenschild met terweers zijden een tweetal griffioenen als schildhouders. Dit was wellicht het wapen van Mechelen, of van de schenker der klok. Uit een en ander valt op te maken dat de kerk voorheen vermoedelijk aan Maria toegewijd is geweest Na de aandachtige bezichtiging van de oude klok klommen we een stevige ladder op, van 28 treden, waarna we op de zolder onder het dak aankwamen. Voor enige jaren zijn zolder en dak geheel vernieuwd, alles ziet er solide uit zodat men gerust naar boven kan gaan. De koster liet ons thans nog genieten van het prachtige vergezicht over de Gaasterlandsche wouden, weiden en zee. Vermelding verdiend dat op het kerkhof, waar geen oude steenen aanwezig zijn een gedeelte eener zerk gevonden is met het jaartal 1665. Het woord Nijemirdum ook Niemarden of Nijemardum in de geschiedenis boeken genoemd, doet er op wijzen dat dit dorp van eene latere datum moest zijn dan het nabij gelegene Oldemardum of Oudemirdum. Hierop wijzen ook verschillende vondsten zoo-ook de bouw van de toren, die voorheen met de fraaie kerk een geheel uitmaakte.

Slaan we het werk van Schotanus op, dan lezen we op folio 173 Anno 1328, dat de Hollanders een inval in Friesland deden, en dat toen ook vooral Nijemirdum het moest ontgelden. ,, De Vader (bedoeld wordt de Grave van Holland sloeg sijn ooge wederom op 't ooster Flie, waer toe de Friezen van 't Wester Flie seer dienstich waren. Sij roofden wederom op de naeste zee kant ende haelden grooten buyt uyt de dorpen Niemardem ende Oldemardem ende naest gelege". Op zekere gronden m eenden wij te kunnen aannemen dat dit dorp in de 13e eeuw reeds een kerk bezat, doch of deze tengevolge van het Hollands bezoek veel te lijden heeft gehad valt niet na te gaan. In verband met kerkelijke toestanden in de middeleeuwen wordt Nijemirdum genoemd is de Ost-Friesiche Papst Urkunden. Had in de Middeleeuwen de kerkelijke macht een groten invloed over alle volken, de Friezen echter maakten hierop ene uitzondering. Dit volk, fier op zijne eeuwenoude vrijheid en zelfstandigheid wilde vaak van geen kerkelijk bewind hoe hoog ook weten, zich daarbij niet storende aan de wetten van bisschop of Paus. Men wilde de vrijheid die men had in de staatkunde, ook in kerkelijke zaken. Zoowilde de bevolking het oude recht handhaven om zelf hunne geestelijken te kiezen, kerkelijke bediening te vergeven, alsook kerkelijke goederen beheren enz. Hierdoor ontstonden zoals van zelfs spreekt eigenaardige toestanden. In de reeds aangehaalde Papst Urkunden vindt men dan vermeld dat in April van het jaar 1444 een zekere Doris Bentem, een eenvoudige Gaasterlandsche bosch arbeider door Parochianen van het dorp Nijemirdum tot hunne pastoor werd verkozen.Hierbij werd de voorwaarde gesteld, dat hij zich voor de H. Wijdinge moest bekwamen, voor St. Jacodsdag van dat jaar. Het spreekt van zelf dat vriend doris van Bentem hiertoe geen kans zag. Hij besloot dan ook zich ene voetreis naar Rome te getroosten, om van Paus Eugenius uitstel te krijgen. Meer eigenaardige toestanden heerschten in Frieschland. Vreemdelingen werden niet toegelaten tot het vervullen van een of andere waardigheid. Ook werd het celibaat hetwelk door Paus Gregorius in de 11e eeuw voor de R.K. Geestelijkheid was ingevoerd niet nageleefd in Friesland. In de laatst der 15e eeuw en in het begin der 16e eeuw was hier pastoor een zeer aanzienlijk man genaamd Heer Hendrik. Deze wordt in kerkelijke zaken ontelbare malen genoemd, ook was hij een ijverig voorstander der kloosterhervorming. Naast hem vinden er veelal vermeld een zekere meester Sible of Sybrand, ' t kan ook zijn Sible Sybrand, eveneens een zeer aanzienlijk inwoner van dit dorp die blijkens zijne daden den Pastoor steeds in alles terzijde stond. In ' t begin der 16e eeuw schijnt de Parochie Nijemirdum, 't zij door onweer, brand, oorlogs geweld of anderszins, getroffen te zijn, door vernietiging van kerk en toren. Doch Pastoor Heer Hendrik wist raad, en ziehier dan , wat wij over hem beschreven vinden in ,,Proelarius', dat is de kroniek door Broeder van Rixtel achtergelaten blz. 95 en 96. ,, Deze Pastoor Hendrik heeft met vele moeiten en kosten, zonder zelfs daarbij (als hij konde) zijne eigene uitgaven te ontzien, met bijstand van de gemeente, de kerk en toren van den grond af gebouwd (waaraan zijn opvolger Jacobus het koor heeft toegevoegd) welke niet lang daarna, door de Bourgondiers in asch gelegd zijn in het jaar 1516, omtrent Michaels (dag) gelijk beneden gezegd zal worden . Hij volbracht alles getrouw als een verstandig rentmeester zijne eigene goederen niet sparende en is bij het jubileum naar Rome gereisd sijnde gestorven". Hieruit blijkt dus dat Pastoor Hendrik, en na hem ook zijne opvolger Pastoor Jacobus de bouwers zijn geweest van kerk en toren die de Parochie Nijemirdum in het begin der 16e eeuw bezat. Tevens zien we hieruit dat om een of andere reden nieuwbouw noodzakelijk werd. Deze kerk zal wel gestaan hebben op plaats waar wij deze tegenwoordig nog denken. Het schijnt dat het onderste gedeelte van de toren , de onderbouw is staan gebleven, dit gedeelte van de toren is in elk geval ouder dan begin 16e eeuw. Zoals boven bleek is de vreugde van ene nieuwe kerk en toren van korte duur geweest daar in 1516 Bourgondiers beide in as lagen. Hoe dit toeging verteld Br.van Rixtel, monnik in de orde van St. Benedictus en kapelaan van de Abt van het S t. Odulphusklooster te Stavoren. Nadat verteld wordt, hoe tegen het vallen van den avond het leger binnen Stavoren is getrokken op den dag van St. Matheus apostel 1516, deelt Br van Rixtel ons mede , dat dit leger na 9 a 10 dagen Stavoren verliet om zich naar Sloten te begeven. Op hunne weg daar henen hebben zij vermoedelijk een nacht vertoefd te Sondel, alwaar eerst geen kwaad tegen de inwoners werd bedreven. Des anderen daags echter toen de Heeren voor Sloten een bloedneus opliepen, trokken zij terug , in hunne woede ,,de kostelijke dorpen en de schoonste gebouwen in den omtrek door brand en roof geheel en al verwoestende, zodat nauwelijks een gering hutje den vuurgloed ontkwam". ,,Bovendien, aldus Broeder van Rixtel hebben zij wat het wreedst was van alles de schone en nieuw gebouwde kerk te Nijemirdum in brand gestoken. Alles wat daar in was, is verteerd alsmede gelijk men zegt, de sacramenten, zoo God die zelf niet eerder weggenomen heeft. Want menselijke hulp had daar geheel ontbroken. ( De bevolking was misschien in de bossen gevlucht) Maar de aanlegger van dit misdrijf heeft een niet onrechtvaardige dood. Toen hij nog niet ver van daar verwijderd was, uit den levenden weggerukt, want hij is,zoo als men zegt, door Friezen dood geslagen. ,,Eindelijk nadat genoeg gewoed en gebrand was, zijn de Bourgondiers benden naar Stavoren teruggekeerd". Na regen komt zonneschijn, en daarom werden kerke en toren na de fatale verwoesting wederom opgebouwd. De luidklok schijnt ook verloren te zijn gegaan omdat de klok die thans in de toren hangt zoals we de vorige maal gezien hebben van 1541 dateert. Vermoedelijk is ook thans de onderbouw van de toren staan gebleven. Aan de westkant plm. 2 a 3 mtr. van den grond , is een steen gemetseld zonder opschrift. Misschien geeft deze steen de hoogte aan vanwaar men wederom met den opbouw is begonnen. Omtrent de inkomsten der pastorie kan het volgende worden gemeld, naar opgaven der Utrechtse kerk. De parochie had voor de reformatie een inkomen van 100 Goud guldens , is fl 150,- De Vikarij 85 Goud guldens is fl 127,50 . Ook de bloei van de parochie in de 16e eeuw is niet van lange duur geweest. Deze eeuw is de eeuw van het protestantisme. In de tweede helft der 16e eeuw dringt de hervorming ook in deze streken door , het Katholicisme bijkans geheel verdrijvend. De gebouwen en goederen gaan in andere handen over, gemeenten worden nieuw gereformeerd en de katholieke periode der middeleeuwen wordt afgesloten. Uit de eerste tijden der woelingen, is zoals vanzelf spreekt weinig tot ons gekomen. Waarschijnlijk is ook Nijemirdum wel omstreeks dezelfde tijd als Oudemirdum en Sondel, tot het protestantisme overgegaan. In het laatst der 16e eeuw had men in den Standplaats Oude en Nijemirdum reeds een protestants leraar. Of er in Nijemirdum een afzonderlijk kerkbestuur heeft bestaan, met een predikant voor beide gemeenten, menen we tenzij in het allereerste begin, na de reformatie te moeten betwijfelen. Er zouden dan ook afzonderlijke kerkregisters bestaan, zoals te Sondel, doch die zijner voor zover ik weet niet van Nijemirdum Of het kerkgebouw te Nijemirdum na de reformatie voor den dienst gebruikt kon worden, of reeds door een of andere oorzaak spoedig nadien is afgebroken of vernietigd is mij niet bekend. Ik vermoed dat de dorpen Oude en Nijemirdum al zeer spoedig na de hervorming tot één gemeente werden gecombineerd. Misschien was het kerkgebouw reeds in vervallen staat, werd eerst nog gebruikt of is in de loop der tijden afgebroken. In 1640 werd ook Sondel met Oude en Nijemirdum gecombineerd, zodat we geneigd zijn aan te nemen dat eventuele kerkdiensten te Nijemirdum in elk geval wel tot het verleden hebben behoord. Ook was het voor één predikant tamelijk bezwaarlijk drie kerken te bedienen. Op een kaart ten tijde van Grietman Scheltinga pl. 1660 aanwezig op het gemeente huis te Balk komt de kerk te Nijemirdum nog voor onder de betiteling "parochie kerk". Of deze kaart echter een juist beeld geeft van de destijds toestand, durf ik niet te beweren. Van der A. zegt in zijn Aardrijkskundig woordenboek dat 1702 nog in deze kerk gedoopt is. Uit de doopregisters is mij (na een vluchtige bestudering) niets gebleken. Ook heb ik niets kunnen vinden of daarna een afbraak heeft plaatsgehad. Er bestaat dus omtrent vele punten grote onzekerheid. Bijna zou men geneigd zijn aan te nemen dat het kerkgebouw, tenzij in de eerste tijden na de reformatie, niet voor protestantse eredienst in gebruik is geweest. Mogelijk is dat het gebouw in de woelige der dagen is verwaarloosd, en later afgebroken, of op een andere wijze is vernietigd. Mocht schrijver dezes bij nader onderzoek iets meer positiefs te weten komen over de wederwaardig heden van het oude bouwwerk, dan zullen we niet nalaten het onze belangstellende lezers mede te delen.